Rabotstraat

Tussen het charmante Prinsenhof en het Oud Begijnhof, bevindt zich dit uitzonderlijk grootse herenhuis met een imposante neoclassicistische gevel naar het ontwerp van architect Alphonse Van Den Bos. Dit breedhuis van zeven traveeën, twee bouwlagen en een zadeldak dateert uit de tweede helft van de 19e eeuw. Achter de herenwoning verblijft een authentiek koetshuis.

Locatie Gent
Programma Appartementen
Opdrachtgever Privé
Status Opgeleverd
Periode 2019 ― 2022
Oppervlakte1.065 m²

IN SAMENWERKING

Fotograaf Gert Cornelis
2023 10 09 CALLEBAUTARCHITECTEN RABOTSTRAAT 0443 LR

Callebaut Architecten stond in voor de herbestemming van het hoofdgebouw tot een meergezinswoning met vier appartementen. Het achterliggend koetshuis werd eveneens als woning gerenoveerd. Vanwege de historische indeling leende het pand er zich toe om te herbestemmen naar een meergezinswoning. Het gebouw heeft immers jarenlang dienst gedaan als B&B met vijf gastenkamers. Daarnaast was er een woning voor de uitbaters en een appartement voor de zoon aanwezig.

Algemeen werd geopteerd voor een zacht restauratieconcept met maximaal behoud van de historische indeling en waardevolle elementen.

Neoclassicistische herenwoning

De imposante herenwoning draagt een grote erfgoedwaarde in zich, zowel wat betreft het exterieur als het interieur. Aan de voorzijde is het hoofdvolume sterk geprofileerd met een duidelijke architecturale expressie: een bepleisterde lijstgevel met afgevlakte bossage en imitatiebanden op arduinen plint. Het gevelbeeld en de gevelmaterialisatie zijn volledig gerestaureerd naar de historische toestand. Op basis van kleurhistorisch onderzoek werd de oorspronkelijke kleur van de gevel teruggebracht: een warm gebroken wit.

Aan de achterzijde van het hoofdvolume was de witgeschilderde gevel met grijze plint grotendeels overwoekerd door begroeiing. De begroeiing werd weggehaald en het loszittende stucwerk werd verwijderd. In de plaats van het bezetwerk volledig te vernieuwen of te verwijderen, werd de achtergevel gekaleid. Zo bleef het ruïneuze uitzicht en karakter van de woning behouden.

Het betonnen volume dat centraal tegen het hoofdvolume was aangebouwd, werd gesloopt. Hierdoor ontstond ruimte om de achtergevel te voorzien van een aanpalend terras. Op de tweede verdieping werd een inpandig terras bijgebouwd, met zicht op de binnentuin.

Net als het exterieur draagt ook het interieur een grote erfgoedwaarde in zich. De opzet was hier tevens om het historische DNA van het gebouw te respecteren en in ere te herstellen.

Vanwege de bewaarde historische opdeling kon er een logische herbestemming naar appartementen ingericht worden. De hoofdindeling is dan ook integraal bewaard gebleven, waarbij in de meest waardevolle zones van de woning de oorspronkelijke indeling werd hersteld. Daarnaast zijn talrijke waardevolle vaste interieurelementen bijna integraal behouden gebleven: schouwlichamen en schouwmantels, stucwerkplafons met mouluren en rozetten, wandlijsten, lambriseringen, binnendeuren, etc. De monumentale trap in het hart van het pand werd vakkundig gerestaureerd.

Achterliggend koetshuis

Achteraan het perceel bevindt zich een koetshuis, met kenmerkende elementen uit de 19e eeuw. De erfgoedwaarde van dit gebouw ligt voornamelijk in de volumetrie en de karakteristieke gevelafwerking. Het betreft een rood bakstenen gebouw met Euvillesteen in een regelmatig motief. De geschilderde houten kroonlijsten, knipvoegwerk en geaccentueerde bakgoot zijn eveneens zeer typerend voor dit bouwvolume.

Het buitengeheel werd dan ook zo goed mogelijk naar historisch model gerenoveerd, met een vernieuwd relevant interieur voor een ééngezinswoning. Door verbouwingswerken door vorige eigenaars zijn er weinig tot geen waardevolle elementen in het interieur bewaard gebleven.

Tussen de herenwoning en het achterliggend koetshuis was een betonnen tussenbouw, daterend uit de 20e eeuw, dat in schril contrast stond met de bestaande typologieën van de twee volumes. Dit gebouw werd integraal verwijderd om het geheel in ere te herstellen.

In de tuin werd een kwalitatieve buitenruimte gecreëerd met een groenzone en fietsenstalling. De tuinmuur langs het achtergelegen park Bachtenwalle werd voorzien van een afsluitbare doorgang voor voetgangers en fietsers. Deze doorgang zorgt ervoor dat men met fietsen niet door het hoofdgebouw en langs de drukkere straat hoeft te gaan om de stad in te trekken, waardoor het trage verkeer wordt gestimuleerd.