Bourlaschouwburg

De Bourlaschouwburg kan beschouwd worden als één van de meest waardevolle en beeldbepalende monumenten van Antwerpen.

Locatie Antwerpen
Programma stadstheater
Opdrachtgever Theatergezelschap Toneelhuis
Status Open Oproep wedstrijdontwerp: 2e plaats
Periode 2015

IN SAMENWERKING

Architect Robbrecht en Daem architecten
Bourla03kopie

De Bourlaschouwburg kan beschouwd worden als één van de meest waardevolle en beeldbepalende monumenten van Antwerpen. Deze parel van klassieke architectuur en theaterkunst werd ontworpen in 1834 door Pierre Bourla, samen met Philastre & Cambon, twee Franse decorateurs die zowel het interieur alsook de theatertechnieken voor hun rekening namen. De schouwburg werd destijds uitgerust met de nieuwste en meest innovatieve theatertechnieken, om zo wisselende ensceneringen en ‘special effects’ te creëren.

De Bourlaschouwburg is één van de laatste stadstheaters uit de 19e-eeuw die nog zijn originele, houten theatermachinerie – in zowel boven- als ondertoneel – bezit, in Europa. Het kan dus beschouwd worden als Europees toperfgoed.

Momenteel huist in de Bourlaschouwburg het grootste theatergezelschap van Vlaanderen, Toneelhuis. Met internationale producties vraagt Toneelhuis het uiterste van het gebouw om te kunnen voldoen aan de nieuwste eisen in de theaterwereld. Dit was ook meteen het grootste knelpunt: de oude theatertechnieken leken in de weg te staan van de nieuwe, moderne systemen. Om deze reden werd de Bourlaschouwburg op de Europa Nostra’s lijst van ‘The 7 Most Endangered’ opgenomen.

Callebaut Architecten maakte, samen met Robbrecht en Daem architecten, deel uit van een internationaal en multidisciplinair team, in samenwerking met Arup UK, Greisch, Ingenium & Theaterengineering Ingenierusgesellschaft mbH, die zich engageerden om een antwoord te bieden op dit uitdagende programma en een oplossing te zoeken voor het conflict tussen erfgoed en de werking van Toneelhuis.

Het wedstrijdontwerp hield in: het uitgraven van het ondertoneel en het verplaatsen van de volledige houten constructie zodat een demonteerbare, vlakke scène gecreëerd kon worden. In de zolder van het boventoneel zou een extra verdieping toegevoegd worden, waar een modern, computergestuurd trekkensysteem kon worden aangebracht. Dit samen met een liftensysteem t.h.v. de koepel van de zaal, om de nodige verlichtingsarmaturen aan te brengen.

Om dit – relatief onbekende – erfgoed aan de buitenwereld te tonen werden een aantal bijkomende voorstellen geformuleerd. Aan de zijbeuken zouden vitrines worden aangebracht die de houten theatermachinerie zichtbaar maken. Ook werd een nieuw parcours in de schouwburg uitgestippeld om erfgoedwandelingen te kunnen organiseren, die de werking van Toneelhuis niet belemmeren. Daarnaast werd geopteerd om de backstage tot een logischer geheel te organiseren, en werd de inkom – de rotonde en vestibule – terug in eer hersteld. Als laatste zou de inkompartij opnieuw vrijgemaakt worden, met toevoeging van een monumentale trap met hedendaagse toets.